De Kantonrechter in Den Haag heeft de huur van een horecabedrijf met 50% verlaagd voor de periode van verplichte sluiting van dit bedrijf in het kader van de coronamaatregelen.
Gebrek van huurgenot
De Kantonrechter oordeelde dat een (onvoorziene) overheidsmaatregel, zoals de algemene verplichte sluiting van ondernemingen ter bestrijding van het coronavirus, als gebrek van huurgenot kan worden opgevat. De verhuurder gaf als verweer dat huurders het gehuurde gedurende de coronacrisis (hebben) wel hebben kunnen gebruiken voor afhaal- en bezorgdiensten. Maar de Kantonrechter vond dat de huurder niet mogelijkheid had om het gehuurde in volle omvang te exploiteren als restaurant en café. Op deze gronden oordeelde de Kantonrechter dat de coronacrisis, gelet op haar omvang en de gevolgen voor de economie en de maatschappij, als een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW dient te worden beschouwd.
Lees hier het hele artikel
Meer informatie over deze zaak vindt u hier